In Fryslân hebben burgers een uniek recht: ze mogen zich tot de overheid richten in het Fries. In de praktijk is Nederlands echter nog steeds de voertaal voor de meeste formulieren, brieven en beleidsstukken. In de wandelgangen of aan de balie wordt het Fries echter relatief vaak gebruikt, vergeleken met de zichtbaarheid ervan in officiële documenten. Nu de overheid steeds digitaler wordt, wordt de vraag echter steeds prangender: hoe kan het Fries een volwaardige plaats krijgen in de digitale wereld van de overheid?
Fries als cyberunderdog
Taalkundigen spreken van zogenaamde low-resource talen. Dit betekent dat er weinig databases, terminologie en gedigitaliseerde bronnen zijn om de taal sterk te positioneren in de online en administratieve wereld. Waar grote talen zoals Engels of Frans miljoenen vertaalparen en intelligente AI-systemen hebben, moet het Fries genoegen nemen met schaarse middelen.
Dat maakt de situatie wezenlijk anders dan bijvoorbeeld Canada of Brussel, waar twee dominante talen naast elkaar opereren. Het ligt dichter bij gebieden waar een dominante taal samenwerkt met een binnen het grondgebied erkende kleine taal, zoals het Welsh in Wales of het Sorbisch in Duitsland. Daar spelen vergelijkbare uitdagingen: hoe houd je een kleine taal in leven in een tijdperk van digitalisering dat vooral draait om en gebaseerd is op de grote wereldtalen?
Recht of plicht
Een belangrijk verschil tussen Wales en Friesland is paradoxaal. In Wales is tweetaligheid een kwestie van overheidsrichtlijnen: diensten moeten tweetalig worden aangeboden – Engels en Welsh. In Friesland is tweetaligheid geen plicht maar slechts een burgerrecht. De overheid hoeft niet al haar diensten tweetalig uit te voeren, maar moet wel instemmen met de vraag van een burger om dit in het Fries te doen. In Wales is het gebruik van het Welsh een plicht van de overheid, terwijl in Fryslân het gebruik van het Fries een recht van de burger is.
Deze onevenwichtigheid is verantwoordelijk voor het grootste deel van de discrepantie in de praktijk. In Wales is het standaard om tweetalige websites, formulieren en webdiensten te hebben. Dit verschilt per gemeente en soms ook per ambtenaar in Friesland.
Investeren in taalvaardigheid
Toch doet Fryslân het beter dan verwante talen net over de grens. Zo zijn de talen Saterfries in Nedersaksen en het Noordfries in Sleeswijk-Holstein weliswaar erkend, maar spelen ze in de bestuurspraktijk slechts een marginale rol. Digitale vertaalhulpmiddelen ontbreken en het aantal actieve sprekers is klein. Fryslân heeft meer geïnvesteerd in taalcursussen en taalvaardigheid bij ambtenaren. Daardoor is er ruimte om met tweetaligheid te experimenteren in de organisatie. Hoe meer mensen de taal beheersen, hoe makkelijker het is om die ook digitaal en bestuurlijk in te zetten.
De digitale praktijk
Uit interviews en een enquête onder Friese gemeenten blijkt dat de praktijk sterk uiteenloopt. De provincie zelf profileert zich nadrukkelijk tweetalig: de website is in het Fries én Nederlands beschikbaar, en ook Statenstukken zijn er in beide talen. Gemeenten maken hun eigen keuzes. Sommige bieden hun website deels in het Fries aan, anderen beperken zich tot Nederlands.
Digitale formulieren zijn bijna altijd eentalig Nederlands. Raadsinformatiesystemen en livestreams laten het Fries wel horen in de vergaderzaal, maar de digitale ondersteuningslaag – ondertiteling, notulen, zoekfuncties – is vrijwel volledig Nederlandstalig.
Vertaalhulpmiddelen en AI
Een belangrijk hulpmiddel in het digitale bestuur zijn vertaalmachines. Het bekendste voorbeeld is Oersetter, samen met Frysker.nl ontwikkeld door de Fryske Akademy. Dagelijks maken zo’n 1.300 tot 1.500 mensen er gebruik van, waarvan het grootste deel voor Oersetter. Het programma is redelijk betrouwbaar voor korte teksten, maar nog altijd niet geschikt voor officiële documenten zonder menselijke correctie.
Ook Google Translate ondersteunt sinds 2016 het Fries. De laatste tijd is er ook de opkomst van AI-modellen zoals ChatGPT en Copilot die kunnen wedijveren met de traditionele vertaalprogramma’s. Het onderzoek bevat een uitgebreide test van de vier hierboven benoemde programma’s. De zogenaamde BLEU, chrF en COMET scores geven daarbij een verhelderende kijk op de toekomst van digitale vertaling.
Conclusie
Digitalisering heeft duidelijk gemaakt dat talen met weinig middelen, zoals het Fries, kwetsbaar zijn. Er zijn echter kansen en mogelijkheden: het succes van Oersetter, de snelle opkomst van AI-modellen en de ervaringen opgedaan in Wales en Duitsland laten zien dat goed gericht beleid, investeringen in taalvaardigheid van ambtenaren en een open houding ten opzichte van technologische en organisatorische innovatie essentieel zijn. Om van het Fries tenslotte een volwaardige bestuurstaal te maken is het daarnaast nodig om ervoor te zorgen dat het gebruik van het Fries in het bestuur niet alleen een recht is van de burger, maar dat het een plicht wordt van de overheid.