De individualisering lijkt compleet, met 17 miljoen Nederlanders die allemaal uniek zijn. De kerk is leeg, de schermtijd gemaximaliseerd, de eenzaamheid compleet. Maar zijn we getuigen van een omslag? GenZ is geloviger dan hun ouders, ze houden zich met meer bezig dan alleen consumeren, zijn idealistischer, gaan de straat op, of we dat nou leuk vinden of niet. Esther van Fenema is psychiater, violist, schrijver, commentator en deelt haar perspectief op de tijd waarin we leven.
U spreekt op ons symposium over het einde van de individualiseringspiek. Wat bedoelt u daarmee en hoe merkt u in uw werk als psychiater dat die piek is bereikt?
We zijn collectief vastgelopen in het ideaal van het autonome, zelf optimaliserende individu. Wat ooit begon als bevrijding uit knellende verbanden, is verworden tot een keurslijf van prestatiedwang en permanente zelfverbetering. We móéten succesvol zijn, zichtbaar zijn, onszelf voortdurend bewijzen. Ons bestaansrecht hangt er zelfs vanaf.
In de spreekkamer zie ik de gevolgen: mensen raken uitgeput, vervreemd, en diep eenzaam. Ze voelen zich fundamenteel niet gezien, maar voortdurend gewogen en te licht bevonden. Zelfs emoties moeten productief zijn. Zelfverwezenlijking is geen innerlijk kompas meer, maar een marktgestuurd project geworden.
Dus ja, de individualiseringspiek is bereikt. Het ideaal keert zich tegen ons. Het levert geen vrijheid meer op, maar zingevingsverlies, isolatie, leegte en bijbehorende klachten zoals depressie.
U ziet in Generatie Z een kentering: meer geloof, meer idealisme, meer maatschappelijke betrokkenheid, terwijl bijvoorbeeld de kerken steeds leger worden. Waar denkt u dat deze beweging vandaan komt en hoe stabiel is deze kentering volgens u?
Hoewel de kerken leeglopen, zie ik onder jongeren juist een hernieuwde belangstelling voor spiritualiteit en idealen. Niet via dogma’s, maar in persoonlijke vormen als meditatie, astrologie, manifesteren en zeker ook activisme.
In een wereld vol onzekerheid en prestatiedruk zoeken jongeren houvast. Iets wat het ‘ik’ overstijgt. Spiritualiteit en morele betrokkenheid bieden structuur, troost en betekenis. Hun activisme, voor klimaat, rechtvaardigheid en gelijkheid, heeft wat mij betreft een haast religieuze intensiteit. En ik denk dat deze beweging blijft. Ons brein is van nature geneigd tot zingeving en verbondenheid. In die zin is spiritualiteit geen mode, maar een diepe menselijke behoefte. Jongeren geloven niet omdat het moet, maar omdat het werkt en dat maakt het krachtig én duurzaam.
In een interview zei u: “Mislukkelingen zijn een zegen voor de maatschappij.” Wat bedoelt u daarmee, en hoe verhoudt dit zich tot het huidige meritocratische ideaalbeeld?
In onze prestatiemaatschappij gelden succes, efficiëntie en zelfredzaamheid als hoogste waarden. Wie daar niet aan voldoet, bijvoorbeeld door psychische kwetsbaarheid, pech of onvermogen, wordt snel gezien als mislukt. Maar juist die zogenoemde ‘mislukkelingen’ zijn cruciaal: ze leggen bloot waar ons systeem wringt. In mijn spreekkamer zie ik mensen die lijden onder onrealistische verwachtingen en sociale uitsluiting. Niet omdat ze ‘zwak’ zijn, maar vaak omdat ze gevoelig zijn voor de tekortkomingen van onze tijd. Ze confronteren ons met de vraag: wat zegt hun lijden over ónze maatschappij? In die zin zijn het geen buitenbeentjes, maar spiegels die ons laten zien wat er echt toe doet. Hun bestaan dwingt ons tot herwaardering van menselijke waarde, los van prestatie. En dat is in deze tijd hard nodig.
De moderniteit lijkt ons los te hebben gemaakt van gemeenschap, traditie en zingeving. Wat zijn volgens u de psychische gevolgen van deze culturele ontwikkeling?
De moderniteit heeft ons weliswaar bevrijd van knellende verbanden, maar tegelijk beroofd van iets wezenlijks: het besef ergens bij te horen, ingebed te zijn in een groter verhaal. Onderdeel van iets groters te zijn dan jezelf. Het losgezongen individu is daarmee verstrikt geraakt in een cultuur van radicale autonomie, waar het individu volledig verantwoordelijk is voor zijn eigen geluk, betekenis, succes en falen.
Zonder gedeelde morele kaders, tradities of rituelen valt het leven uiteen in losse keuzen zonder richting. Anders gezegd, als we onszelf niet weten te overstijgen dan riskeren we gevoelens van leegte, vervreemding, en een fundamenteel gemis aan bestaansrecht. Als mensen weten niet meer waarom ze lijden, en dat maakt het lijden ondraaglijk. Veel psychische klachten zijn in feite noodsignalen: pogingen van de menselijke psyche om zin, verbondenheid en oriëntatie terug te vinden in een wereld die die ankerpunten systematisch heeft afgebroken.
U bent naast psychiater ook musicus en schrijver. Hoe beïnvloeden die verschillende rollen uw blik op mens en samenleving?
Dat is een leuke vraag! Als musicus leer je luisteren naar patronen, dus ook naar wat níet gezegd wordt. Muziek drukt uit wat taal niet altijd kan vatten, en dat helpt me als psychiater om voorbij zichtbaar gedrag te kijken: naar onderliggende structuren zoals emotionele herhalingen, familiegeschiedenissen en maatschappelijke dynamiek. Door muziek heb ik geleerd om schoonheid te herkennen in complexiteit, en om abstract te denken.
Een muzikaal thema kan op verschillende niveaus terugkeren, herkenbaar, maar steeds anders. Zo werkt het ook met mensen en samenlevingen: we herhalen vaak onbewust oude patronen die ons sturen en vormen, zonder dat we ze begrijpen. Mijn muzikale blik helpt me om die structuren te herkennen, met aandacht, nieuwsgierigheid en nuance.
Het schrijven is voor mij een verlengstuk daarvan. Net als muziek is het een poging grip te krijgen op de werkelijkheid, zonder haar plat te slaan. Schrijven vraagt om scherpte én verbeelding. Twee kwaliteiten die ik ook in mijn werk als psychiater essentieel vind.
In veel van uw optredens klinkt een pleidooi door voor “normaliteit” en het herstel van culturele ankers. Hoe ziet u de verhouding tussen persoonlijke vrijheid en culturele continuïteit in het Westen?
Dit is een ongemakkelijke, maar urgente vraag en precies daarom wordt ze vaak vermeden.
In onze hypergeïndividualiseerde cultuur is persoonlijke vrijheid het hoogste goed geworden, maar voorbij een bepaald punt slaat die vrijheid om in isolatie, richtingloosheid en soms zelfs asocialiteit.
We leven als losse knikkers: frictieloos, autonoom, maar zonder hechting aan iets wat groter is dan het zelf. Dat maakt ons kwetsbaar, psychisch én maatschappelijk. Tegelijk zie je dat ons oerbrein zich niet laat temmen. De menselijke behoefte aan verbondenheid en groepsvorming keert terug in de vorm van (digitale) bubbels, die wat mij betreft vaak functioneren als primitieve stammen: hecht, exclusief, en gedefinieerd door een gedeeld vijandsbeeld.
De vraag is dan: kunnen we nog tot een gedeelde culturele continuïteit komen, of trekken we ons definitief terug in gelijkgestemde subgroepen met eigen mores en codes? Als we die kloof niet leren overbruggen, verliezen we het vermogen om samen een samenleving te vormen. Normaliteit is in dit licht het zoeken naar een gedeeld ritme waarin weer voldoende vertrouwen bestaat in elkaar dat verschil tot uitdrukking kan komen.
U stelt dat we onszelf psychisch en moreel moeten heruitvinden. Wat zou u als eerste stap aanraden voor burgers, politici, en instituties?
Psychisch en moreel functioneren zijn nauw met elkaar verbonden. Wij mensen zijn betekenisgevende wezens, en verbinden ons via gedeelde verhalen. Zoals Yuval Harari mooi zegt: het zijn juist die verhalen die ons in staat stellen samen tempels te bouwen – letterlijk en figuurlijk.
Daarom zou ik burgers, politici en instituties willen aanraden om op hun eigen niveau te onderzoeken welke verhalen of gedragspatronen werkelijk heilzaam zijn. Een van de weinige voordelen van het doorgeschoten individualisme is dat het ons ruimte biedt om, haast fractallisch, op onze eigen schaal morele keuzes te maken.
Kernwaarden als naastenliefde, opoffering of rechtvaardigheid kunnen in het klein worden geleefd, terwijl ze tegelijk bijdragen aan een groter geheel. Wacht als burger dus niet op systemen of leiders. Je kunt namelijk elke dag beginnen.
Moreel handelen op microniveau is daarbij psychisch gezond: het geeft handelingsperspectief in plaats van machteloosheid. Het biedt zingeving in plaats van leegte. En dat is precies wat we nu nodig hebben.