Op een heldere ochtend in Den Haag staat Simon Sapioper voor het Vredespaleis, de zetel van het Internationaal Gerechtshof van de Verenigde Naties. De plek is symbolisch – niet alleen omdat West-Papoea al decennia strijdt voor erkenning, maar ook omdat Sapioper zijn leven heeft gewijd aan een vreedzame weg uit conflict. Zijn verhaal begint aan de andere kant van de wereld in West Papoea. Nu woont hij sinds 1991 in Nederland, waar hij werkt aan een politieke dialoog, culturele versterking en internationale bewustwording.
Een jeugd gevormd door conflict
Sapioper groeide op in een gezin dat de politieke omwentelingen in West-Papoea van nabij meemaakte. Zijn vader werd in de jaren zestig meerdere keren opgepakt en gevangengezet vanwege zijn betrokkenheid bij protesten tegen het Indonesische bestuur dat in 1962 werd gevestigd, na de overdracht door Nederland. “Ik ben met hem opgegroeid,” vertelt Simon. “Ik zag hoe hij, samen met anderen, bleef volhouden – ondanks alles.”
In 1984 vluchtte de familie Sapioper naar Papoea-Nieuw-Guinea en in 1991 ontving Simon – toen nog vooral actief in kerkelijke gemeenschappen – een uitnodiging om als vluchteling naar Nederland te komen. Politiek activisme was aanvankelijk niet zijn roeping. “Ik had geen politieke achtergrond,” zegt hij. “Ik kwam uit de kerk. Ik wilde mensen hoop geven.” Maar dat veranderde. In Den Haag zag hij hoe verdeeld de diaspora was – verschillende Papoea-groepen, uiteenlopende visies, maar geen gezamenlijke stem. “Ik vroeg me af: waarom zitten we niet samen? Iedereen heeft een eigen idee, maar niemand weet hoe we moeten verbinden.”
Gemeenschap bouwen als voorwaarde voor politieke legitimiteit
Het keerpunt kwam in 1994, bij de herdenking van tien jaar vluchtelingen in Nederland
Simon nam het initiatief om een brede bijeenkomst te organiseren in de Lucaskerk in Den Haag. Het werd een onverwacht begin van een lange politieke carrière. “Mensen twijfelden aan mij,” zegt hij lachend. “Ik had geen politieke ervaring. Maar ik voelde dat dit moest gebeuren.”
De bijeenkomst groeide uit tot het Nationale Herdenkingscomité (van Papoea’s in Nederland), en in 1995 richtte hij met anderen een vereniging op die sindsdien culturele activiteiten, herdenkingsdagen en politieke dialogen organiseert. Het logo – een vlag, een landvorm en een paradijsvogel – ontwierp hij samen met kunstenaar Peter Wakum. “Het symbool moest alles bevatten: onze geschiedenis, onze identiteit, onze waardigheid.”
Het werk van de vereniging was doelbewust tweesporig: cultuur als fundament – festivals, dans, taal, intergemeentelijke activiteiten en daarnaast politieke vertegenwoordiging – gesprekken met Buitenlandse Zaken, Tweede Kamerleden en internationale organisaties. Vooral dat eerste was nieuw. “Vroeger was het alleen demonstreren,” zegt Simon. “Maar cultuur is óók politiek. Het brengt mensen bij elkaar.”
De lange schaduw van 1969
Voor Simon vormt de recente geschiedenis van West-Papoea de basis van zijn activiteiten. In 1969 organiseerde Indonesië een referendum over de vraag wat de status van West Papoea diende te worden; een onafhankelijke staat of onderdeel van
van Indonesië. In dit referendum – de Act of Free Choice – konden echter slechts 1.022 door de overheid geselecteerde Papoea’s stemmen. Internationale waarnemers en historici hebben dit proces als onvrij en onrechtvaardig omschreven. Door Sapioper wordt het referendum omschreven als strijdig met het VN-Handvest en Resolutie 1514 over dekolonisatie. Het leidde tot verzet en uiteindelijk tot de eenzijdige proclamatie van de onafhankelijkheid in 1971.
Bij de vijftigjarige herdenking van deze proclamatie hield Sapioper in 2021 als huidige president van het kabinet een toespraak waarin hij de strijd beschrijft als een noodzakelijke uiting van zelfbeschikking om de waardigheid en overleving van de Papoea-identiteit te garanderen.
“Wij vechten niet uit haat,” zegt Simon vandaag. “Wij vechten voor een waardige oplossing – gebaseerd op vrede en recht.”

Van Haagse straten naar VN-zalen
De afgelopen jaren heeft Simon zich steeds sterker gericht op het starten van een internationale dialoog. In Genève ontmoette hij vertegenwoordigers van VN-mechanismen, waaronder Speciale Rapporteurs, en kreeg hij adviezen voor toekomstige gesprekken. Zijn doel: een brede Papoea-delegatie naar de onderhandelingstafel krijgen. Daarvoor is, zegt hij, één ding essentieel: “Geen individuele onderhandelingen. Alleen een brede, representatieve delegatie kan vrede brengen.”
Maar dat is moeilijker dan het klinkt. De Papoea-beweging is diep gefragmenteerd door decennia van geweld, ballingschap en politieke verdeeldheid. Veel organisaties reageren aarzelend op uitnodigingen om samen te werken, en pro-Indonesische Papoea’s twijfelen aan de kracht van de contra-groepen.
Ook in West-Papoea zelf is de situatie ernstig. In de Lani-yaya-regio vinden zware militaire operaties plaats. Wie de lokale sociale media volgt, ziet de gevolgen: vluchtelingen, geweld, angst. Simon ziet het als zijn verantwoordelijkheid om die realiteit internationaal onder de aandacht te brengen.
Vrede door te luisteren en bruggen te slaan
Interessant is dat Simon nooit kiest voor polarisatie. Hij heeft contact met Indonesische diplomaten, met pro-Indonesische Papoea’s, én met kritische diaspora-groepen. “Als we ooit gaan onderhandelen, moet iedereen gehoord worden,” zegt hij. “Ook de mensen met wie wij het niet eens zijn.”
Dat vraagt meer dan politiek talent. Het vraagt om geduld, empathie en een diep besef van gedeelde menselijkheid. Misschien komt dat voort uit zijn kerkelijke achtergrond; misschien uit zijn ervaring als vluchteling. Maar duidelijk is dat Simon de waarde van dialoog serieus neemt – ook wanneer hij scherp is over het verleden.
Wat Nederland kan doen
Nederland heeft historisch een bijzondere verantwoordelijkheid. West Papoea was immers eeuwenlang een Nederlandse kolonie en
bereidde in de jaren 50 en 60 van de twintigste eeuw de, niet gekregen, zelfbeschikking voor. Tegelijkertijd houdt de Nederlandse overheid afstand: geen politieke ondersteuning, wel bereidheid tot humanitaire hulp en verwijzingen naar VN-kanalen.
Simon begrijpt dat, maar ziet ruimte voor meer steun van de Nederlandse overheid:
- Erkenning van het verleden – niet als schuld, maar als bouwsteen voor rechtvaardigheid.
- Actieve diplomatie binnen de VN en steun voor een vreedzame dialoog.
- Aandacht voor mensenrechtenrapportages – vooral over de Lani-yaya regio.
- Structurele steun voor cultuur en gemeenschap, omdat identiteit de basis vormt voor vreedzaam samenleven.
“Wij willen geen conflict. Wij willen recht.”
Aan het einde van het gesprek kijkt Simon op naar het Vredespaleis. “Dit gebouw is voor iedereen,” zegt hij. “Vrede en recht zijn geen eigendom van staten. Het is voor mensen. Voor families. Voor een volk dat al zo lang wacht.”
In die zin past zijn verhaal naadloos in deze serie. Het laat zien hoe internationale vrede niet begint en eindigt in conferentiezalen, maar in de levens van mensen die weigeren het onrecht van gisteren te laten bepalen hoe morgen eruitziet.
Vrede en recht in Den Haag
Het Wetenschappelijk Bureau NSC voert een project uit dat internationale vrede en recht onderzoekt vanuit een Nederlands perspectief, met de stad Den Haag als belangrijk internationaalrechtelijk centrum. Veel internationale instellingen zijn in Den Haag gevestigd, en bovendien bepaalt de Nederlandse Grondwet dat het bevorderen van de internationale rechtsorde actief moet worden nagestreefd. De aanwezigheid van deze instellingen en het juridische kader brengt rechten, plichten en verantwoordelijkheden met zich mee. Aan de hand van een reeks interviews met experts onderzoeken wij de internationale ontwikkelingen en de rol die Nederland daarin speelt.