Een opiniestuk door Ruud Nijhof
In de afgelopen veertig jaar heeft Nederland een grote verandering doorgemaakt in de inkomensverdeling, de machtsuitoefening en de sociale zekerheid. Van een aanvankelijk op arbeid gebaseerde samenleving met sociale voorzieningen en een sociaal evenwicht als kernpunten, is het steeds meer een samenleving geworden van lage-lonen-concurrentie, verlaging van de kapitaalbelasting en verwaarlozing van de levensbehoeften van grote delen van de bevolking. Ik analyseer hier deze transformaties en hun gevolgen, en hoe deze tendensen kunnen worden tegengegaan.
De feiten; verschuivingen in cijfers:
- In 1981 bedroeg de arbeidsinkomensquote (AIQ) 87%; vandaag is dat 69%.
- Het hoogste tarief van de inkomstenbelasting lag toen op 70%; nu is het 48%.
- Collectieve uitgaven namen in 1981 nog 72% in van het nationaal inkomen; nu is dat 43%.
- Het begrotingstekort bedroeg toen 9%; nu is dat minder dan 3%.
- De staatsschuld ten opzichte van het nationaal inkomen was 49%; tegenwoordig is dat ongeveer 47%.
Deze cijfers tonen aan dat – met uitzondering van de staatsschuld – Nederland een forse verschuiving heeft doorgemaakt:
- Er is geld weggevloeid bij arbeidsinkomen en terechtgekomen bij kapitaalinkomen.
- De collectieve sector is ingekrompen terwijl de private sector sterk is gegroeid in invloed en omvang.
Historische ontwikkeling
In de jaren ’70 was de private sector sterk uitgehold. Er was vrijwel geen ruimte voor investeringen, het bedrijfsleven stond onder druk, de werkloosheid steeg, en de WAO begon uit zijn voegen te barsten. Onder de kabinetten Lubbers I, II en III werd een omslag ingezet: overheidsuitgaven werden teruggebracht, de sociale zekerheid versoberde, en decentralisatie en privatisering traden in werking onder latere kabinetten van Kok en Rutte. Hoewel deze maatregelen aanvankelijk werden gewaardeerd, leidde het beleid onder Paars II en later onder Rutte–Samsom tot electorale tegenwind: veel kiezers vonden dat de bezuinigingen de collectieve sector te veel schade hadden toegebracht.
Immigratie, collectieve voorzieningen en sociale afstand
Een belangrijk element in deze verschuiving is ongeremde arbeidsimmigratie – zo’n 800.000 tot 900.000 mensen – die heeft bijgedragen aan een ‘lage-lonen-economie’ in sectoren als tuinbouw, vleesverwerking en logistiek. De asielinstroom was vaak onbeheerst, en de nadelen van de multiculturele samenleving zijn onevenredig neergelegd bij de onderkant van de samenleving: kansarme wijken, overbelasting van onderwijs en huisartsen, woningtekorten.
De bewoners in deze buurten voelen zich politiek niet vertegenwoordigd. Nederland verandert in wat ik noem een diplomademocratie: een systeem waarin goed opgeleiden, bestuurders en elites elkaar erkennen en versterken, vaak los van de situaties van praktisch werkenden.
Economisch systeem dat niet werkt
Hoewel Nederland in de jaren ’80 als “economisch slecht” werd gekarakteriseerd wat betreft de kengetallen, is er sindsdien ook rijkdom gegroeid — maar vooral op het kapitaal. Winsten worden vaak gebruikt voor het inkopen van eigen aandelen; innovatief kapitaal blijft achter.
Fiscale regelingen, bijvoorbeeld rulings door de belastingdienst, bevoordelen grote, internationale bedrijven, terwijl het midden- en kleinbedrijf structureel benadeeld wordt.
Belastingwetten zijn complex, inefficiënt, en vaak het resultaat van druk van belangengroepen. Postbusbedrijven ontwijken belasting via de Zuidas, vennootschapsbelasting is verworden tot een ‘race to the bottom’.
Richting herstel: beleidsvoorstellen
Het is hoog tijd om de steven te wenden. Hier volgen beleidsmaatregelen die volgens mij dringend nodig zijn:
- Bestaanszekerheid moet prioriteit krijgen; achterstanden moeten worden ingelopen.
- Hoger minimumloon: wie werkt, moet goed kunnen rondkomen.
- Herverdeling tussen arbeid en kapitaal, bijv. doelstelling ca. 75% arbeid – 25% kapitaal.
- Hervorming van het belastingstelsel: vereenvoudig de regels.
- Verschillende tarieven voor zeer hoge inkomens en geen differentiatie in de behandeling van inkomen uit vermogen en inkomen uit arbeid.
Conclusie
De verschillen tussen de economie in 1981 en 2025 laten goed zien dat kapitaal en lage-lonen-arbeid terrein winnen ten koste van de collectieve voorzieningen, sociale mobiliteit en bestaanszekerheid. Met beleid dat arbeid eerlijk beloont, fiscale structuren hervormt en de collectieve sector herstelt, kunnen we voorkomen dat de kloof tussen “werkenden” en “elites” verder uitscheurt. Een sociaal contract voor de 21e eeuw is niet alleen wenselijk – het is noodzakelijk.
—————————————————————————————————————————————
Uw opinie in Bulletin
Het Wetenschappelijk Bureau NSC (WB-NSC) biedt in Bulletin graag ruimte aan vernieuwende en prikkelende opinies die aansluiten bij en voortbouwen op de ideologie van NSC. Wij nodigen leden en andere geïnteresseerden uit om een bijdrage te leveren in de vorm van een opinieartikel.
Heeft u een goed doordachte visie of een nieuw perspectief dat u wilt delen? Stuur ons dan uw opiniestuk van maximaal 400 woorden. Inzendingen kunnen worden toegestuurd naar: info@WB-NSC.nl.
De redactie van Bulletin en het Wetenschappelijk Bureau NSC behouden zich het recht voor om artikelen te weigeren en/of in overleg met de inzender te redigeren.
————-
—————————————————————————————————————————