Wat als een fabrikant van medische apparaten een foutmarge van 35 procent zou accepteren? Je zou de productie direct stilleggen, de verantwoordelijken ter verantwoording roepen, en meteen eisen dat het product betrouwbaar wordt gemaakt. Toch accepteren we in het Nederlandse onderwijs deze foutmarge bij het selecteren van leerlingen voor het voortgezet onderwijs waar de voorspellende waarde van toetsen en adviezen in eenzelfde orde van grootte ligt.
Een harde vergelijking? Zeker. Maar precies zulke vragen helpen ons beseffen wat er op het spel staat. Want wie onderwijs zegt, zegt toekomst. En wie toekomst zegt, zegt rechtvaardigheid.
Op 24 april vond in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek plaats over toetsing en selectie in het funderend onderwijs. Het Wetenschappelijk Bureau voor NSC organiseerde voorafgaand daaraan een voorbereidingssessie met partijleden en onderwijsprofessionals. Wat ons betreft was dat méér dan voorbereiding op een debat. Het was een oefening in democratisch meedenken over het hart van onze samenleving.
“Ik wil mijn vak terug”
De bijeenkomst op 22 april droeg de titel “Ik wil mijn vak terug”. Een verzuchting die breed gedeeld werd in de zaal. Docenten verliezen steeds vaker de regie over hun beroep. Schaalvergroting, controlezucht, onderwijsinnovaties van bovenaf en een uitdijende toetscultuur ondermijnen hun autonomie en werkplezier.
Vier sprekers, allen geworteld in het onderwijs, gaven richting aan het gesprek. Bart Jan Heine pleitte voor herstel van de menselijke maat: kleinere scholen, bestuurlijke nabijheid, hernieuwd gemeenschapsdenken. Josje Kuenen benadrukte de noodzaak van sterke vakinhoudelijke scholing en begeleiding van docenten. Wouter Post richtte de blik op het verstorende effect van digitalisering op aandacht en leren. En het NSC-Tweede Kamerlid waarschuwde tegen de overdaad aan experimenten in het onderwijsbeleid: geef de docent zijn professie terug.
Deze bijeenkomst onder leiding van de toenmalige directeur van het WB-NSC, Rosanne Hertzberger, leidde tot een krachtig inhoudelijk fundament, waarmee NSC zich in het commissiedebat kon onderscheiden. Maar belangrijker nog: het gaf richting aan bredere beleidsontwikkeling binnen de partij.
De toets als toegangspoort – of als valkuil?
Tijdens het Kamerdebat werd pijnlijk duidelijk dat het Nederlandse systeem van vroege selectie en eenzijdige toetsing onder druk staat. Onderzoekers, schoolleiders en toetsontwikkelaars trokken eensgezind aan de bel. Zo wees onderwijssocioloog Eddie Denessen erop dat de voorspellende waarde van selectie in groep 8 beperkt is, dat er tevens een foutmarge in de selectie zit van 25 tot 35 procent en dat vroege selectie ongelijkheid eerder versterkt dan tegengaat.
Karen Heij benadrukte dat Nederland Europees gezien een uitzondering is: in vrijwel geen enkel ander land wordt al op 11-jarige leeftijd zo definitief gesorteerd. En Saskia Wools van Cito stelde dat toetsen slechts één van de instrumenten mogen zijn in een bredere afweging. Juist de fixatie op scores leidt ertoe dat onderwijs verschraalt.
Het gedachte-experiment over de medische apparaten met een foutmarge van 35 procent geeft al de ernst van de situatie aan. Dat we dergelijke foutmarges wel in het onderwijs accepteren is vreemd, aangezien kinderen voor de meeste mensen hun kostbaarste bezit is waar zij de grootste investering in doen.
Filosofie van het onderwijs
Het onderwijs is niet beperkt tot kennisoverdracht, maar is ook een praktijk om mensen te vormen tot volwaardige, vrije en succesvolle burgers die gezamenlijk werken aan een betere samenleving.
Hoewel velen de Nederlandse samenleving als meritocratisch beschouwen – iedereen krijgt gelijke kansen, en wie talent heeft, komt bovendrijven – bepaalt het onderwijs in hoge mate wie welke kansen krijgt. Het is immers zo dat volwassenen in hun carrièremogelijkheden niet zozeer worden beoordeeld op hun wezen, maar op de in hen gedane investeringen.
Een rechtvaardig onderwijssysteem stelt niet selectie maar vorming centraal. Niet rangorde, maar ontwikkeling. Zoals de Franse filosoof Jacques Rancière schreef: “Onderwijs is de kunst van het veronderstellen van gelijke intelligentie.” Het is pas echt goed onderwijs wanneer het een kind niet reduceert tot zijn postcode of zijn cito-score, maar erkent als een uniek en groeiend mens.
De rol van het Wetenschappelijk Bureau
Voor het Wetenschappelijk Bureau voor NSC is onderwijs een kernthema. Niet alleen vanwege de actuele crisis in kwaliteit, motivatie en docententekort, maar ook omdat onderwijs de dragende pijler is van onze maatschappelijke ordening.
Onze bijeenkomst op 22 april was bedoeld als oefenplaats voor de ideeën die de komende jaren vorm moeten geven aan NSC-beleid. Het WB wil niet top-down beleid ontwikkelen, maar juist van onderop: met docenten, schoolleiders, ouders, leerlingen en onderzoekers. Geen modellen zonder praktijk, geen beleid zonder morele reflectie. We zijn als WB-NSC constant op zoek naar nieuwe manieren en vormen om bij te dragen aan het werk van onze volksvertegenwoordigers. Daarom is er tijdens onze onderwijsbijeenkomsten geen theateropstelling met vraag en antwoord tussen zaal en podium, maar een échte ontmoeting en verdiepend gesprek tussen experts, vakmensen en beleidsmakers.
We bouwen aan een bredere onderwijsvisie waarin ruimte, rust en relatie centraal staan. Een visie waarin de menselijke maat leidend is. En waarin de docent — als vakman en als opvoeder — weer de spil is van het onderwijs.
Tot slot
Een rechtvaardige samenleving begint in het klaslokaal. Daar worden kinderen gevormd, kansen verdeeld, vertrouwen opgebouwd. Het is tijd dat we dat klaslokaal heroveren — niet met méér protocollen of programma’s, maar met vertrouwen in de mensen die er elke dag staan. Want een samenleving die haar docenten ondersteunt, investeert tegelijk in haar eigen toekomst.